Talo Advocaten — Amerikalei 79, 2000 Antwerpen — 03/612 57 60info@taloadvocaten.be     NL - FR - EN

Het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag grondig onder de loep

Gepubliceerd op 24/04/2025

Het hof van beroep te Antwerpen beslist: de FOD Financiën heeft de plicht een vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag om te zetten naar een gemeenrechtelijk derdenbeslag wanneer vaststaat dat de aanzegging via aangetekende zending niet werd bezorgd.

Aanzienlijke versoepeling voor de overheid

De FOD Financiën heeft – net zoals elke schuldeiser – het recht beslag te leggen bij een derde. Het typevoorbeeld is loonbeslag bij de werkgever van de schuldenaar.

Normaliter wordt beslag onder derden conform artikel 1539 e.v. Ger. W. gelegd bij deurwaardersexploot. Zowel de originele schuldenaar, als de derde-beslagene (in het voorbeeld: de werkgever) worden aldus op de hoogte gesteld van het beslag door de deurwaarder.

Echter geniet de FOD Financiën een aanzienlijke versoepeling op de gemeenrechtelijke procedure. Zo kan zij conform artikel 21 Wetboek van de Minnelijke en Gedwongen Invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen (hierna: WMGI) louter via een aangetekende zending een derdenbeslag leggen.

De derde-beslagene beschikt conform artikel 1452 Ger. W. over 15 dagen vanaf het derdenbeslag om een verklaring af te leggen van de sommen of zaken die het voorwerp uitmaken van het beslag.

Wanneer de derde-beslagene echter nalaat deze verklaring (tijdig) af te leggen voorziet artikel 1542 Ger. W. in een sanctie die kan worden opgelegd door de beslagrechter. Hierbij kan de derde-beslagene medeschuldenaar worden verklaard voor een schuld die aldus volledig vreemd is aan zichzelf. Belangrijk is dat deze bijzonder verregaande sanctie is voorzien voor derde-beslagenen die opzettelijk het derdenbeslag tegenwerken.

Een vraag van het hof: de gevolgen van een niet-overhandigde kennisgeving

Er werd een vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag gelegd door de FOD Financiën bij een werkgever. Echter ontving laatstgenoemde nooit enige aangetekende zending met de aanzegging van het beslag. Bovendien ontving de werkgever nooit enig afgiftebewijs met betrekking tot een aangetekende zending in zijn brievenbus. Bijgevolg had deze absoluut geen weet van enig derdenbeslag. Plotseling ontving de werkgever tot diens grote verbazing een dagvaarding met het oog op een medeschuldenaarsverklaring.

In eerste aanleg werd de werkgever niet bijgestaan door een raadsman, doch oordeelde de beslagrechter terecht dat de FOD Financiën faalde in de op haar rustende bewijslast. De Belgische Staat ging vervolgens in hoger beroep en de werkgever werd daar bij verstek veroordeeld. Op zijn beurt tekende de werkgever verzet aan bij het hof van beroep te Antwerpen.

Het standpunt van de werkgever was standvastig: hij had geen enkele aangetekende zending mogen ontvangen. Bijgevolg had de werkgever op geen enkele manier kennis genomen, noch kunnen nemen van het derdenbeslag. Vanzelfsprekend legde hij dan ook geen verklaring van derde-beslagene af.

In haar tussenarrest verzocht het hof partijen standpunt in te nemen omtrent de draagwijdte van artikel 21, §1 WMGI dat bepaalt dat het beslag uitwerking heeft vanaf de “overhandiging van het stuk aan de geadresseerde”. Hierbij verwees het hof naar de rechtsleer met betrekking tot het voormalige artikel 164, §1 KB/WIB 92, dat later werd overgenomen in het WGMI. Deze stelde immers  dat wanneer een geadresseerde derde-beslagene een aangetekende zending niet ophaalt, de FOD Financiën verplicht is een uitvoerend beslag volgens gemeen recht te laten betekenen.

Geen beslag zonder ontvangst: een pleidooi voor de letter van de wet

Ons inziens is artikel 21, §1 WMGI duidelijk. Wanneer een aangetekende zending wordt teruggezonden aan de afzender, nl. de FOD Financiën, staat het ontegensprekelijk vast dat de stukken niet werden overhandigd aan de geadresseerde. Bijgevolg kan – bij gebreke aan een degelijke kennisgeving – het derdenbeslag geen uitwerking verkrijgen.

Het hof oordeelt dat de wetgever in artikel 21, §1 WMGI uitdrukkelijk heeft geopteerd de uitwerking van het beslag bij aangetekende zending anders te regelen. Normaliter doen kennisgevingen bij aangetekende brief in de regel termijnen lopen vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten werd overhandigd. Voor het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag bij aangetekende brief werd immers een bijkomende drempel voorzien voor de uitwerking ervan, nl. de effectieve overhandiging van het stuk aan de geadresseerde. Op deze manier kan de termijn van 15 dagen waarvan gewag gemaakt wordt in artikel 1542 Ger. W. dus geen aanvang nemen zolang de stukken niet werden overhandigd aan de geadresseerde.

De werkwijze van de FOD Financiën vertrekt daarentegen wel degelijk vanuit het principe dat het derdenbeslag uitwerking krijg vanaf de aangetekende zending is verzonden conform artikel 53bis, 2° Ger. W. Echter gaat men hierbij dus volledig voorbij aan de uitdrukkelijke afwijking van deze regel die door de wetgever werd voorzien in artikel 21, §1 WMGI.

Bovendien veronderstelt de werkwijze van de FOD Financiën vlekkeloze bezorgingen van aangetekende zendingen, hetgeen een volstrekte utopie is. Het gebeurt immers meer dan eens dat een aangetekende zending haar finale bestemming niet bereikt.

Het is aldus niets minder dan een gevaarlijke illusie aan te nemen dat een aangetekende zending altijd veilig en ongeschonden aankomt. Dit is in het bijzonder relevant wanneer er sprake is van zulke verregaande gevolgen zoals bij een vereenvoudigd derdenbeslag. Het zou bovendien manifest onrechtvaardig zijn dat de Belgische Staat fouten van haar aangestelde(n) zou kunnen afwentelen op de individuele derde-beslagene zoals de werkgever.

Het hof herstelt de rechtszekerheid: Belgische Staat onder druk

Het hof oordeelde aldus dat een vereenvoudigd derdenbeslag geen uitwerking kan vinden wanneer de stukken niet werden overhandigd aan de geadresseerde. In de praktijk zal dit ertoe leiden dat de Belgische Staat het vereenvoudigd derdenbeslag zal moeten omzetten naar een gemeenrechtelijk derdenbeslag via deurwaardersexploot telkens de aangetekende zending inzake niet wordt afgehaald.

Vanzelfsprekend brengt dit arrest een grote verandering teweeg in de spelregels van invorderingen, doch is het de enige manier om uit te sluiten dat derde-beslagenen die te goeder trouw zijn onterecht medeschuldenaar worden verklaard. Aldus opteert het hof voor rechtszekerheid. Of de Belgische Staat zich zal neerleggen bij dit oordeel, is thans nog onzeker. Wordt (hoogstwaarschijnlijk) vervolgd.

Bij Talo Advocaten beschikken we over een team dat gespecialiseerd is in:

Uw juridische partner

We zijn graag uw informele juridische vertrouwenspersoon én uw vasthoudende, zakelijke raadsman voor de rechtbank.

U kunt bij ons terecht voor advies, bijstand en verdediging in al uw juridische kwesties. Hieronder vindt u een greep uit onze specialisaties. Vindt u het juridische domein van uw vraag niet terug? Aarzel dan niet om met ons contact te nemen. Wij helpen u graag verder of geven verduidelijking.

 

Trots lid van WILL

WILL — Worldwide Independent Lawyers League

 
Top